Dwangmedicatie

Dwangmedicatie

KC21-027 05 oktober 2021

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : [klager]
Klachtnummer  : KC21-027
Datum ontvangst klacht : 23 september 2021
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Instelling : Pro Persona
Hoorzitting : 1 oktober 2021 (digitale conferentie Starleaf)
Datum uitspraak : 6 oktober 2021

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[klager] (klager)

[PVP] (PVP)

 

[verweerster] (verweerster)

 

[voorzitter] (voorzitter klachtencommissie)

[lid 1] (psychiater)  `

[lid 2] (lid)

 

[ambtelijk secretaris] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Juridische status

Zorgmachtiging

 

Klacht

Ophogen frequentie depot naar 1 x per 3 weken

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 23 september 2021 een klacht ontvangen inzake verhoging van de frequentie van het depot als onderdeel van de verplichte zorg. Op 24 september zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht en uitgenodigd voor de hoorzitting. Het verweer is op 29 september 2021 per mail naar betrokkenen gezonden.     

De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2021 middels videoconferentie. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt kunnen toelichten. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de commissie betrokkenen uiterlijk op 6 oktober 2021 schriftelijk zal informeren over haar uitspraak.     

 

De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:

-           Ingediende klacht;

-           Toelichting bij klacht;

-           Verweerschrift;

-           Behandelplan d.d. 18-12-2020;

-           Signaleringsplan;

-           Bevindingen GD d.d. 17-12-2020;

-           Beslissing verlenen VZ d.d. 3-9-2021;

-           Informatiebrief verplichte zorg;

-           Medische verklaring d.d. 15-12-2020;

-           Zorgmachtiging d.d. 30-12-2020;

-           Herstelbeschikking d.d. 23-3-2021;

-           Decursus periode 24-9-2021 t/m 17-9-2021;

-           Rapportage VPK periode 28-2-2021 t/m 26-9-2021

 

 

Termijn

Het klaagschrift bevat een klacht tegen verplichte medicatie als omschreven in artikel 10:3 Wvggz. Deze klacht heeft betrekking op een beslissing waarvan het gevolg actueel is. Om die reden ziet de klachtencommissie zich gehouden binnen twee weken na ontvangst van het klachtenformulier een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen. Deze termijn loopt af op 12 september 2021.

 

Feiten

Klager is een 55-jarige man bekend met schizofrenie en psychoses met hallucinaties en wanen. Vanuit de ambulante setting is klager na medicatieontrouw en toenemende psychotische klachten in 2020 klinisch opgenomen voor de duur van ongeveer een jaar. In maart 2021 is klager met ontslag gegaan wordt sindsdien ambulant behandeld door [afdeling].

Op 30 december 2020 is een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van 12 maanden waarbij medicatie onderdeel vormt van de verplichte zorg. 

 

Standpunten van partijen

Klager geeft aan dat hij veel last heeft van bijwerkingen van de medicatie. Een dag na het depot beginnen de bijwerkingen en deze houden ongeveer 4 dagen aan, 24 uur per dag. Er is vooral sprake van bewegingsdrang en een toename van stemmen. De behandelaar wil de frequentie van het depot wijzigen van eens per 4 weken naar iedere 3 weken. Klager ervaart dit als een verslechtering van de kwaliteit van zijn leven. Klager is van mening dat hij de medicatie helemaal niet nodig heeft.

 

Verweerster licht toe dat in juni 2021 is ingegaan op de wens van klager om de frequentie van het depot te verlagen naar 1 keer per 4 weken. Dat is tijdens een eerdere opname mogelijk gebleken en verweerster gaf dit het voordeel van de twijfel onder de voorwaarde dat het teruggedraaid zou worden mocht het toestandsbeeld verslechteren. Dat is nu het geval. Vanwege het verzet van klager is besloten om de medicatie te formaliseren in een dwangdepot. Verweerster benoemt tijdens de zitting dat zij alle begrip heeft voor klager maar tegelijkertijd een toename ziet van de psychotische klachten die verhogen van de frequentie van het depot noodzakelijk maakt. Hierbij betrekt verweerster ook ervaringen in de laatste 1,5 jaar waarbij klager een tijd zoek geweest is, zijn huur heeft gestorneerd etc. Er was sprake van vergaande consequenties als gevolg van de psychische ontregeling. Er is toen bewindvoering aangevraagd. Klager ervaart de opmerking van verweerster over ontregeling als stigmatiserend.

 

Op een vraag van de commissie geeft klager aan dat hij akineton heeft om de bijwerkingen van de bewegingsstoornissen te beperken maar dit niet vaak inneemt omdat het weinig invloed heeft op de bijwerkingen.

Bij opname is gekeken naar alternatieven voor dit depot aldus verweerster. In het verleden zijn ook andere depots geprobeerd maar behandelaren kwamen toch steeds weer op Cisordinol terug. Zeker ambulant zou het een spannende stap zijn om van medicatie te veranderen. Verweerster zou dat dan tijdens een opname willen doen. De samenwerking staat continu onder spanning aldus verweerster.

De commissie benoemt de mogelijkheid om de dalspiegel te prikken zodat het gesprek met klager op basis van feiten gevoerd kan worden. Verweerster prefereert de samenwerking met klager op basis van het klinisch beeld.

Klager benoemt tijdens de zitting dat hij niet positief staat tegenover verandering in de soort medicatie. Hij is al 15 jaar in zorg en er zijn veel wisselingen geweest in medicatie. Hij heeft nu Cisordinol en kent de werking daarvan. Ook zegt hij niet bereid te zijn de dosering te verhogen zodat de frequentie verlaagd zou kunnen worden. Klager bevestigt dat hij een schriftelijke aanzegging van dit dwangdepot heeft ontvangen.  

 

De voorzitter vraagt of er een aanzegging is gedaan voor deze verplichte zorg. Verweerster geeft aan dat ze het mondeling heeft besproken met klager. Daarna heeft ze het ingediend bij het bureau GD en deze handelen het verder administratief af. De voorzitter constateert dat er een informatiebrief verplichte zorg bij de stukken zat die ongedateerd is. Verweerster geeft aan dat ze een aanzeggingsformulier heeft ondertekend op 3 september jl. maar dat dit per abuis niet meegestuurd is met de stukken voor de klachtbehandeling. Zij zal deze aanzegging en de door de GD ondertekende versie nog nazenden.

 

De commissie merkt op dat er geen evaluaties van de gedwongen zorg terug te vinden waren in de aangeleverde documenten. Verweerster beaamt dit. Ze geeft aan dat de Wvggz nog niet goed uitgerold is binnen Pro Persona. Er is geen richtlijn voor de evaluaties. Verweerster neemt evaluaties van gedwongen zorg mee bij de behandelplanbespreking. Ze probeert eens per 3 maanden te evalueren. Voor deze gedwongen zorg moet nog een evaluatiemoment ingepland worden.

 

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. Aangezien de klacht is gericht tegen de uitvoering van de verplichte zorg zorgmachtiging zoals bedoeld in artikel 8.9 Wvggz is de klacht ontvankelijk.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klager is een 55 jarige man bekend met schizofrenie. Klager woont ambulant en krijgt medicatie in de vorm van injecties (depot) Cisordinol 400 mg, 1 x per 4 weken. Klager ervaart in de dagen na de injectie veel bijwerkingen. Klager wil daarom geen verhoging van depot naar 1x per 3 weken, zoals verweerder heeft voorgesteld. Verweerder ziet een verslechtering van het medisch beeld bij klager en wil daarom de dosering verhogen naar 1 x per 3 weken. Klager vindt zichzelf emotioneel en niet psychotisch, daarom staat hij zeker niet open voor verhoging van de dosering. Verweerder ziet het ernstig nadeel van klager. Hij is angstig, het risico op zwerven neemt toe en zijn rekeningen blijven onbetaald.

 

Klager eist een schadevergoeding.

 

Tijdens de hoorzitting bleek dat er nog niet is gestart met de ophoging. Op 3 september 2021 heeft verweerder de ophoging van de medicatie besproken met klager, via een video verbinding. De schriftelijke berichtgeving aan klager door de GD is ongedateerd. De schriftelijke berichtgeving aan klager door verweerder is gedateerd op 22 december 2020, de datum dat de verplichte zorg aanvangt, terwijl de huidige zorgmachtiging later is afgegeven op 30 december 2020. De ondertekening door verweerder van deze schriftelijke berichtgeving is op 3 september 2021.

Verweerder heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat de datum van 22 december 2020 een onjuiste datum betreft.

 

De commissie kan de inhoudelijke overwegingen van verweerder als passend kwalificeren.

Uit het medisch dossier blijkt dat het niet goed gaat met klager sinds de 4 wekelijkse dosering.

Een medisch inhoudelijke beslissing om de frequentie van de medicatie te verhogen volgt de commissie, zeker omdat er gekeken is naar alternatieven.  

Echter procedureel kan de commissie verweerder niet volgen. De schriftelijke aanzegging voldoet niet aan de formele eisen. In de ambulante setting zijn er formele eisen gesteld aan de verplichte zorg. Op basis van formele gronden acht de commissie de klacht gegrond.

 

Klager eist een schadevergoeding, echter de ophoging van de medicatie is nog niet gestart.

Op basis daarvan acht de commissie de schadevergoeding niet toewijsbaar.

 

Aanbeveling:

De commissie constateert dat het zorgplan (behandelplan) dateert van 18 december 2020, een datum waarop klager is opgenomen op de [klinische afdeling]. Nu wordt klager ambulant behandeld. Dit stelt andere eisen aan het zorgplan, zie artikel 2:2 Wvggz. De commissie doet een aanbeveling om het zorgplan actueel en passend bij de setting van klager te laten zijn.

Aanbeveling:

De commissie ziet geen expliciete evaluaties van de verplichte ambulante zorg in het door verweerder toegezonden medisch dossier. De commissie doet een aanbeveling om de evaluaties van de verplichte ambulante zorg te registreren als evaluatie verplichte zorg. (Artikel 2:2 Wvggz lid 1 letter c)

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart de klacht op formele gronden gegrond, vernietigt de beslissing van 22 december 2020 en draagt verweerder op om, met inachtneming van hetgeen de klachtencommissie heeft overwogen, een nieuwe beslissing te nemen.

 

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

 

Aldus besloten te Wolfheze, 6 oktober 2021

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[voorzitter]

Voorzitter Wvggz Klachtencommissie

Aantal bladzijden: 5